Moederloos.
Marie Bonaparte heeft haar moeder verloren als baby toen zij een maand oud was. Één maand! Zij is dus geheel zonder moeder opgegroeid. Dat slaat een gat in een leven dat nooit helemaal gedicht kan worden.
Maar je kunt je verzachtende omstandigheden voorstellen. Bijvoorbeeld kan de vader na een periode van rouw voor zijn geliefde vrouw een nieuwe echtgenote zoeken, een nieuw gezin stichten, dat kleine Marie – Mimi werd ze genoemd – kon opgroeien in een levendig gezin, met een lieve tweede moeder temidden van halfzusjes en –broertjes. En dat daar haar echte, eigen, eerste moeder in ere gehouden zou worden, Helaas, niets van dat al in het leven van Marie.
Gezin van herkomst.
Vader leefde altijd al in zijn eigen wereld, die werd beheerst door twee dingen. Ten eerste zijn studies, zijn onderzoekingen, zijn schrijverijen, zijn bibliotheek, zijn publicaties. Ten tweede –misschien was dat het eerste en belangrijkste voor hem – de naam Bonaparte, de eer en status van het geslacht. Dat was al het geval toen zijn vrouw nog leefde, laat staan daarna. Dus zijn in zichzelf gekeerdheid kwam niet voort uit verdriet vanwege zijn overleden echtgenote, maar omdat hij altijd al geheel geabsorbeerd werd door zichzelf en zijn wereld. Later heeft hij verklaard nooit echt verliefd te zijn geweest op Marie-Félix, de moeder van Marie. Hij had, meen ik, voor en na zijn huwelijk een langdurige, geheime relatie met een wasvrouw.
Vader had geen tijd voor zijn dochter die hij zelden zag en die bijna nooit mee mocht. Alleen –toen zij eenmaal tien was- op zondagavond mocht zijn dochtertje met vader en diens moeder eten en daarna op zijn knie zitten en een tekening maken voor hem. P was niet echt in zijn dochter geïnteresseerd. Hij maakte haar breven niet open!
Vader [en diens moeder (oma)] probeerden de moeder van Mimi –met haar achternaam Blanc geheten – zoveel mogelijk te doen vergeten en te verdonkeremanen. Er moest alleen Bonaparte zijn. Haar witte hondje mocht Mimi niet Blanc noemen of Blanchet. Dat zou aan moeder, die van zichzelf Blanc had geheten, doen denken! Bij wandelingen in Zuid Frankrijk werd Monte Carlo gemeden. Het zou maar aan het casino waar moeder vandaan kwam doen denken. Contact met oom Egmond, broer van moeder, moest worden afgedwongen; voor ontmoeting met de zuster van moeder, tante dus, moest een list worden verzonnen toen Marie vijftien-zestien was. Nog later werden pas zelfstandiger contacten met verdere neven etc. mogelijk. Er was wel contact met tante Jeanne, de zuster van vader Roland, en haar man en kinderen. Dat contact was wel toegestaan, maar tante Jeanne was druk met zichzelf en een te ver ideaal beeld. Marie heeft wel geprobeerd haar nader te komen maar dat lukte maar half; tussen die kinderen en Marie ging het helemaal niet.
Daar kwam een specifiek gegeven bij: het gezin was enorm rijk. Niet omdat ze Bonaparte heetten; de Bonapartes waren arm als kerkratten. Neen, de rijkdom kwam van de overleden moeder: de familie Blanc bezat het casino van Monte Carlo en eerder al het casino van Bad Homburg / Frankfurt. Men had met veel succes gehandeld in aandelen. Niet altijd op een eerlijke manier, maar wel zeer effectief..
Grootmoeder, de moeder van vader Roland, presteerde het om op de avond van het overlijden van de vrouw van haar zoon, van de moeder van Mimi, te zeggen: Heeft mijn zoon even geluk, nu is het hele fortuin van hem.
Kortom, het geheel was bijzonder leugenachtig: moeder wegmaken en tegelijk van haar rijkdom profiteren alsof die eigen was.
Wat doet een kind in deze omstandigheden? Het zoekt vervangende moeders om zich aan te hechten.
In de eerste plaats denk je dan aan grootmoeder, de moeder van vader, die in huis kwam wonen. Bij ‘huis’ moet u overigens denken aan paleizen. Nu nog kan men op de Avenue d’Iéna in Parijs het huis bewonderen dat vader liet bouwen toen Marie 12 was. De deuren op de eerste verdieping zijn er nog steeds zeven meter hoog. Het is nu een enorm duur hotel / restaurant van de Shangri-La keten. Op de eerste verdieping zijn de salon en de eetzaal in de oorspronkelijke staat behouden.
De band tussen deze oma en de overleden moeder was nooit hecht geweest. Nee, voor haar geboorte had moeder tegen haar man Roland gezegd: zij eruit of ik eruit. Roland had zijn moeder wel moeten wegsturen, maar zij zwoer wraak. De bediende die haar naar haar eigen huis bracht hoorde haar zeggen over haar schoondochter: Die hoer, ik krijg haar wel. Toen moeder eenmaal was overleden keerde moeder terug naar het huis van haar zoon en bestuurde dat. Zij was dus niet iemand die de gedachtenis aan moeder voor Mimi hoog hield. [Grootmoeder overleed in oktober 1905, toen Marie 23 was. ]
De kindermeisjes dan? Kon Mimi zich aan hen veilig hechten? Neen, zij kwamen en gingen namelijk.
De eerste drie werden na korte tijd weggestuurd, ontslagen na herrie en scènes met grootmoeder. Rose werd ontslagen, vervolgens Nounou, tussen een half jaar en drie jaar. Wat een ramp moet het voor Mimi geweest zijn dat zij zomaar verdwenen. [Die Nounou had een relatie met de paardenknecht / piqueur die familie was van vader. Daar kwam zij ‘bewust’ achter tijdens haar analyse door een geniale duiding van Freud.]
Tenslotte kwam Lucie. Was grootmoeder jaloers op de kindermeisjes met wie Mimi te goed kon opschieten? Aan wie zij zich kon hechten?
Een warm langer blijvend contact ontstond er tussen Mimi en de vrouw die daarna de zorg voor haar kreeg: Mimau. Zij was ouder dan de andere kindermeisjes, een weduwe die twee kinderen had verloren. Mimau kwam toen Marie zes was en zij is tot het huwelijk van Marie bij haar gebleven. Tot de dood van Mimau, dertig jaar lang, hebben goede contacten bestaan, ook met kinderen van Marie. Marie zag wel de intellectuele beperkingen van Mimau, maar het was een warme band. Mimau was waarschijnlijk van levensbelang, maar een diep verdriet droeg Marie altijd bij zich.
Haar moeder miste Marie op alle cruciale momenten van haar leven. Bijvoorbeeld toen zij zelf moeder werd. Altijd diezelfde vraag: hoe zou moeder het gevonden hebben? Wat zou zij ervan denken? Die intimiteit miste zij. Met wie kon ze over haar moeder spreken, dromen, zich dingen afvragen? Wie wilde aan Marie over moeder vertellen?
Mimi, dan ongeveer negen jaar oud, heeft een gedichtje in (zeer matig)kinder- engels geschreven, dat te voorschijn kwam in de schriftjes, les cahiers die ze later, in de tijd van haar analyse bij Freud terugvond en erna vaker heeft laten drukken. [Zij moest als kind Engels en Duits leren, dat hoorde bij haar opvoeding, om later te kunnen schitteren in de grote wereld. Zij sprak die talen later inderdaad. ] Verdriet, groot verdriet, spreekt er uit haar dichtseltje. I am sad, very sad am I. I would cry. I want Mimau console me. Papa console me. Don’t speak to me or I will burst in larmes, [into tears was nog te moeilijk] Verdriet was de grondstemming van Marie.
Huwelijk en gezin
Marie huwde, werd uitgehuwelijkt, liet zich uithuwelijken in december 1907, toen zij 25 was. Zij werd in de echt verbonden met Georges, de broer van de Griekse koning. Zo werd Marie een prinses en verkeerde zij op voet van gelijkheid met koningen en koninginnen. Wat een prestige, wat een sociale opgang!
Ze kon interveniëren bij koningin Juliana over Nederlanderschap van de familie Lampl. Ze had prins Philip al als buurjongen gekend. Zij voer mee op de boot Agamemnon in augustus 1954 in de Griekse wateren. Dat was een soort dating – en huwelijksboot voor prinsen en prinsessen, ook de Nederlandse.
Vader Roland had het zich niet beter kunnen wensen.
Maar aan dit huwelijksproject zat een groot maar: haar man Georges was homoseksueel. Ze kregen weliswaar twee kinderen (met de ogen dicht? Georges zei tegen Marie: ‘’Ik vind dit net zo vreselijk als jij, maar we moeten wel, als we kinderen willen.’ (Stouten 2011, 56)), maar Marie moest zich behelpen met (vele) minnaars. Ze was anorgastisch, kwam nooit klaar. Zij schrijft bij Freud ‘een penis en een normaal orgasme’ te zoeken, maar psychoanalyse kon alleen geestelijke frigiditeit genezen. (Stouten 2011, 63 en 67 ) Blijkbaar heeft ze dat niet gevonden daar. Ze liet zich – tegen het advies van Freud – opereren door een fameuze gynaecoloog, waarbij de afstand tussen de clitoris en de vagina verkleind werd. Dat zou helpen tegen niet-klaarkomen. Niet dus: klaar komen bleef haar niet gegeven. Zij noemt zichzelf een femme ratée, een mislukte vrouw.
Freud – Psychoanalytica
Zij was reeds 43 toen ze in september 1925 bij Freud kwam, in het jaar na de dood van haar vader het jaar daarvoor (14 april 1924). Dat was een dappere move, die bepaald niet werd toegejuicht door ieder, met name niet door Georges. En de kinderen hadden ook bezwaar tegen haar afwezigheid; ze bleef te lang in Wenen naar hun smaak. Blijkbaar kon het niet anders.
Freud en Marie konden het meteen heel goed vinden samen. Freud schreef na twee weken analyse met haar over haar aan zijn bevriende, jongere collega Ferenczi ( 18.10.1925; eerste gesprek 30-9) : “Ik heb nu een zeer interessante patiënte, (…) een oerslimme, rijpe vrouw met een goed, kritisch verstand, die deels uit belangstelling voor de zaak, deels wegens haar eigen neurotische resten (…) hierheen gekomen is. Zij is helemaal geen aristocrate, maar een echte mens, en het werken met haar gaat voortreffelijk.”
In Freud vond ze een geweldige vader; die rol lag Freud, dat was zijn favoriete overdracht. Hij had de adembenemend knappe duiding van de verhouding tussen Pascal, de paarden pikeur, en Nounou het kindermeisje. Maar het was weer een oedipale duiding, geen duiding over het verlangen naar moeder van het kind. Het contact met Freud heeft haar goed gedaan en het gaf haar ook een beroep en een bestemming in het leven.
Maar was Freud de juiste psychoanalyticus voor haar? Freud voelde zich ongemakkelijk bij een moederoverdracht en dat was toch waar Marie naar op zoek was heel haar leven: een moeder. Balint schrijft dit ook in dit verband. Freud was niet sterk in het preoedipale; in de betekenis nagaan van de substituutmoeders, de kindermeisjes, de pogingen tot hechting. Daar lag niet Freuds kracht. Vinden we niet een aanwijzing voor deze moeilijkheid in het feit dat er nooit een einde kwam aan de analyse van Marie bij Freud? Zij heeft zich aan hem gehecht als aan een moeder, zou je kunnen denken. Wij weten het antwoord niet, maar we kunnen het veronderstellen vanuit gegevens van elders.
Het archief psychoanalyse van Marie ligt in de LOC te Washington. En zowel de correspondentie met Freud als de cahiers d’analyse en andere aantekeningenboekjes uit de analysetijd zijn gesloten tot 2020. Marie was selectief open; die selectie was gemaakt in de analyse, is later bevestigd door het herhaaldelijk uitgeven van de schriftjes, en door memoires die daarvan weer uitvloeisel zijn. C’est ouvrir pour mieux fermer. Ondanks de schijn van het tegendeel is het geheel zeer afgeschermd. Het dagboek van de analyse nog tot 2020 achter slot en grendel houden en daarentegen het herhaaldelijk publiceren van de schriftjes enz. enz. Veel van haar analyse blijft een vraagteken.
Het is bekend dat de prinses zeer veel voor Freud en de psychoanalyse heeft gedaan. Zo vertaalde ze werken van Freud in het Frans, ze financierde de Parijse vereniging en het instituut daar; zij redde met haar fondsen meer dan eens de psychoanalytische uitgeverij van de ondergang, ze hielp Freud bij het vluchten uit Wenen in 1938. Haar belangrijkste bijdrage aan de psychoanalyse lijkt mij de redding van de brieven van Freud aan Fliess. Freud wilde ze vernietigd zien. Zij hield haar poot stijf en weigerde dat. Zelfs tegenover Freud behield zij zelfstandigheid.
U herkent wellicht naast MB Caryl Chessman. Hij zat in de dodencel wachtend op zijn executie. Zij reisde naar Californië, zocht hem op, bezocht gouverneur Brown, vervolgens president Eisenhower om gratie te vragen,. Tevergeefs. Chessman werd kort daarna geëxecuteerd.
En geheim schuldgevoel is haar gebleven. Haar vroege ( zij had die als kind al) en latere belangstelling voor criminelen en moordenaars komt hier waarschijnlijk vandaan. Zij zou niet de eerste zijn met belangstelling voor criminologie vanuit die persoonlijke achtergrond. Zij voelde zich verwant met moordenaars, anders gezegd zij voelde zich schuldig aan de vroege dood van moeder: omdat zij geboren werd, was moeder overleden in haar beleving. Kortom, moeder is gestorven door mij.
Tenslotte
U begrijpt dat ik al deze feiten heb ontleend aan het mooie boek van Hanna. Marie was een dappere, ondernemende, vrijgevige vrouw, die veel heeft bereikt in haar leven, maar niet het geluk als vrouw. U kunt het allemaal nalezen in het prachtige boek van Hanna Stouten.
Dank u wel.
U kunt hier de introductie van Hanna Stouten vinden of teruggaan naar uw vorige pagina.
Illustraties:
1. MB met nourrice Rose.(cataloog p.7)
2. MB, voorplaat deel I, p. 11.
3. MB, foto p.55.
4. gezin in 1924. (p.77)
5. voorplaat deel 2, p. 81.
6. opdracht van Freud in Die Frage der Laienanalyse, p. 97.
7. MB met Chessman. p.207.