Tijdschrift voor psychoanalyse 2012, nummer 3
Prinses Marie Bonaparte is wellicht vooral bekend als de vrouw die ervoor zorgde dat Freud en zijn familie te nauwer nood uit Wenen de steeds driester opererende nazi’s konden ontvluchten. Dat de betekenis van Bonaparte voor Freud en voor de lotgevallen van diens Sache echter van verrassend ingrijpender belang was, wordt duidelijk in een stijlvol uitgegeven en meeslepende eerste Nederlandstalige biografie. Nieuw vrijgegeven archiefstukken en brieven zowel als unieke stukken via persoonlijke contacten, maken dit boek tot Bonapartes meest adequate levensschets tot nog toe. Het boek biedt een onmiskenbare aanvulling op de tot voor kort maatgevende studie over la dernière Bonaparte (Bertin 1982).
In het eerste deel schetst Hanna Stouten Bonapartes eerste veertig levensjaren. De lezer ontdekt de verbluffend veelzijdige persoonlijkheid van ‹de prinses›. Deze boeiende vrouw was van vaders kant gezegend met de naam Bonaparte (haar overgrootvader was de broer van de Franse keizer), van moeders kant erfgename van een gigantisch vermogen (de Blancs waren de eigenaars van het casino in Monte Carlo) en via haar echtgenoot, prins Georges van Griekenland en Denemarken, kind aan huis bij de Europese koninklijke families en beau monde. Beladen met al deze erfenissen, was zij wel ijdel en plechtstatig, maar ook getormenteerd en onzeker, onmiskenbaar getekend door de vroege dood van haar moeder en ontgoocheld als echtgenote en minnares – een vogeltje gevangen in een gouden kooi, zo men wil. Dit wordt ook gesuggereerd in de titel van het eerste levensluik: Achter gesloten vensters. Tot op veertigjarige leeftijd blijven Maries gretigheid en tomeloze ambitie onderdrukt. De redding – in al haar betekenissen – zal komen van de ‹meester van Wenen›. ‹Doornroosje wordt wakker gekust›, aldus Stouten.
Nadat in het eerste luik (1882-1925) op overzichtelijke en levendige wijze de familiale achtergronden zijn geschetst, reveleert het tweede deel (1925-1940) de ware sleutelrol die Marie heeft gespeeld in de geschiedenis van de psychoanalyse. Zo vernemen we hoe Marie, op aandringen van René Laforgue en onder veel weerstand van haar intimi, in 1925 haar analyse begint bij Freud, hoe dit een keerpunt in haar leven betekent en hoe ze zich ten volle opwerpt als erflater van Freud. Haar grenzeloze toewijding aan hem levert haar de bijnaam ‹Freud m’a dit› op. De lezer raakt onder de indruk van de wijze waarop Marie haar stempel heeft gedrukt op de psychoanalyse in al haar aspecten. Men gaat beseffen dat het de psychoanalyse zonder haar toedoen wellicht anders zou kunnen zijn vergaan. Dan hoeven we slechts te denken aan Bonapartes rol in zowel het veilligstellen — tegen de wens van Freud in — als in de ongecensureerde uitgave van de Brieven aan Fliess, haar financiële ondersteuning bij het overleven van de psychoanalytische pers, evenals haar cruciale stichtende bijdrage aan de Franse psychoanalyse. In deze laatste context zou zich ook haar blijvende aversie tegen de onorthodoxe ‹gek› Lacan ontwikkelen, met wie ze verder op ramkoers zal blijven. Stouten evoceert treffend de totale toewijding aan ‹vader› Freud. Deze gold niet alleen op intellectueel, maar ook op persoonlijk vlak. Naast het feit dat ze de eerste Franse Freudvertaling verzorgt, is het tevens Marie die Freud Max Schur als lijfarts aan de hand doet. Dat de dankbaarheid ook wederzijds was, blijkt onder meer uit het feit dat Freuds as op diens eigen vraag wordt bewaard in een door Marie geschonken Griekse vaas.
Ook uit het derde deel (1940-1962) blijkt de alomtegenwoordigheid van Bonaparte. Niet enkel op lokaal vlak, zoals blijkt uit het interessante hoofdstuk over intriges aangaande de afscheuring van de Société Psychanalytique de Paris, maar ook op het internationale toneel is Marie alomtegenwoordig. Zo is ze een vaste waarde (en geldschieter) binnen de ipa. Ze is een onvervalste globetrotter en vertoeft constant in — onder meer Nederlandse en Belgische — koninklijke kringen. Tussen haar voortdurende gereis door zijn Parijs en de Côte d’Azur de vaste ankerplaatsen. Bonaparte speelt ook een belangrijke rol in de persoonlijke levens van collegae-analytici, zoals Rudolph Loewenstein, Ruth Mack Brunswick en Anna Freud. Ondanks het feit dat Freud haar niet kan bevrijden van haar frigiditeit, en haar ‹geloof› in de psychoanalyse daardoor duidelijk geknakt lijkt, toont Stouten hoe Marie de rest van haar leven een vurig verdediger blijft van de finaliteit van de kuur. Tegelijkertijd neemt Marie echter haar toevlucht tot de klassieke geneeskunde inzake haar fixatie op het vaginale orgasme en gaat ze naar het einde van haar leven toe meer gewicht geven aan de biologie. Ondanks alles wat ze verwezenlijkt, krijgt de lezer toch ook meer en meer te doen met de zelfverklaarde femme ratée. Tegen het eind van haar leven is de wanhoop nabij wanneer zij vanuit een reeds zeer vroege fascinatie voor criminologie een vergeefse kruistocht begint tegen de terdoodveroordeling van Caryl Chessman. Eenzelfde trieste levensdraad vormt het voortdurende gevecht met haar frigiditeit. Deze autobiografische, seksuele aspecten van haar leven blijken ook uiterst bepalend te zijn voor de keuze van haar psychoanalytische onderwerpen, zoals onder meer blijkt uit La sexualité de la femme (1951), gepubliceerd in het kielzog van Simone De Beauvoirs Le deuxième sexe (1949).
Stoutens werkstuk getuigt van gedegen aanvullend eigen onderzoek, waardoor het werk zich onderscheidt van de tot nog toe beschikbare studies. De auteur hanteert een vlotte verteltrant en speelt handig met de lezers nieuwsgierigheid via verleidelijke verwijzingen naar nog achter slot en grendel liggende correspondenties. De belangrijkste daarvan is die tussen Freud en Bonaparte, die nog tot 2020 ontoegankelijk blijft. Het boek onderscheidt zich verder door de publicatie van niet eerder gepubliceerde foto’s en wint aan overzichtelijkheid door de op de binnenflap aangebrachte handige tijdbalk met scharniermomenten uit Maries opwindende leven. Hoewel Stouten stelt dat ‹de ultieme Marie Bonaparte-biografie […] nog ver weg› is, kan de lezer met dit mooi gecomponeerde overzichtswerk alvast aan de slag. De bijhorende website (www.marie-bonaparte.nl) maakt bovendien dat het boek ook een virtueel verlengstuk kent dat de komende jaren informatie uit nieuw ontsloten documenten kan prijsgeven. Dit boek is een knappe, genuanceerde ode aan een innemend passionele en gedreven analytica en kan zonder meer een standaardwerk worden genoemd.
Literatuur
BERTIN, C. (1982). Marie Bonaparte — A Life.
New York: Harcourt Brace Jovanovich.